New Activity
Play Quiz
1. 
Hij is zo ziek als een hond
A.
Metafoor
B.
Personificatie
C.
Vergelijking
D.
Spreekwoord
2. 
Pas op voor bijtende vloeistoffen!
A.
Uitdrukking
B.
Spreekwoord
C.
Metonymia
D.
Personificatie
3. 
Een schip is een vrouw: ze is duur, er moet een hoop verf op en ze heeft een man nodig om haar de baas te zijn
A.
Vergelijking
B.
Metafoor
C.
Metonymia
D.
Personificatie
4. 
Op de stoep staan 12 blauwe spijkerbroeken te dringen
A.
Uitdrukkingen
B.
Spreekwoorden
C.
Metonymia
D.
Personificatie
5. 
Met zoete woordjes suste de moeder haar kleine kabouter in slaap.
A.
Metafoor
B.
Metonymia
C.
Personificatie
D.
Uitdrukking
6. 
Met carnaval had ik iedere ochtend een spijker in mijn kop
A.
Metonymia
B.
Personificatie
C.
Metafoor
D.
Spreekwoord
7. 
Het toeval wilde dat beide Sinterklazen elkaar op straat ontmoetten
A.
Vergelijking
B.
Metafoor
C.
Uitdrukking
D.
Personificatie
8. 
Op het hoofd van André Rieu groeit een bont gewas
A.
Vergelijking
B.
Metafoor
C.
Spreekwoord
D.
Metonymia
9. 
Mijn hart zei me het voorstel maar te accepteren
A.
Vergelijking
B.
Personificatie
C.
Spreekwoord
D.
Metonymia
10. 
Die leraar gedroeg zich als een echte dictator
A.
Personificatie
B.
Metonymia
C.
Vergelijking
D.
Metafoor
11. 
Wil je nog een glaasje
A.
Metafoor
B.
Uitdrukking
C.
Vergelijking
D.
Metonymia
12. 
Als verdwaalde schapen liepen ze door het land
A.
Metafoor
B.
Spreekwoord
C.
Vergelijking
D.
Uitdrukking