1
Ze koopt vaak ........................(niet nieuw) kleren.
2
een markt waar je oude spullen kan kopen en/ of verkopen
3
bezoeken (ander woord)
5
Je kan de stoel nog .......................(= herstellen).
7
niet kopen, maar ....
8
De kleerkast is al .............................(perfectum van 'verkopen')
10
Ik koop heel veel spullen o........................(via het internet).
11
een kamer onder het dak
12
materiaal waaruit stoelen, tafels, kasten, ... bestaan