Je
moet
alle
____________________
maken
om
goede
punten
te
hebben
.
Aan
de
____________________
van
het
station
is
een
grote
parking
.
De
____________________
van
de
koning
bewaken
de
schat
.
Die
____________________
schoenen
heb
ik
van
mijn
mama
gekregen
.
Heel
____________________
maakte
hij
het
cadeautje
open
.
Elke
zondag
____________________
we
bij
oma
snoep
eten
en
cola
drinken
.
De
____________________
zorgt
voor
de
veiligheid
op
het
strand
.
Je
kan
met
al
je
vragen
____________________
bij
de
juf
.
Papa
heeft
mij
deze
morgen
naar
school
____________________
.