New Activity
Play Matching Game
1. Groep 1
2. Groep 2
3. Groep 3
4. Groep 4
5. Groep 5
6. Groep 6
7. Groep 7
8. Groep 8
9. Groep 9
10. Groep 10
11. Groep 11
12. Groep 12
13. Groep 13
14. Groep 14
15. Groep 15
16. Groep 16
17. Groep 17
18. Groep 18
19. Groep 19

Dag iedereen.

De trein gaat aankomen.

C'est super!

Salut! Comment ça va?

Papa en mama zijn daar.

Het is te gek!

Bonjour tout Ie monde.

Welkom in Gent!

Hij zal tevreden zijn.

Het gaat heel goed.

Hier is de trein.

Ça va très bien.

Tu prends Ie train à Ostende ?

Hoe heet jij?

Arnaud is in zijn kamer.

Gaan we spelen? Laten we starten!

On va jouer? Allons-y !

J'aime regarder la télévision.

Neem jij de trein in Oostende?

Je suis à Anvers.

Je mets les bagages dans la voiture.

Ik kijk graag naar televisie.

Ils attendent Ie train à la gare.

Il va être content.

Ou sont les enfants ? Les voilà.

Le train va arriver.

Ik ben in Antwerpen.

Ik plaats de bagage in de wagen.

Ze wachten op de trein in het station.

Waar zijn de kinderen? Daar zijn ze.

Voici /Voilà Ie train.

Comment ça va ?

Hallo! Hoe gaat het?

Bienvenue à Gand !

Arnaud est dans sa chambre.

Hoe gaat het?

Papa et maman sont là.

Comment tu t'appelles ?