iemand, iets/een of ander / sommige(n), enige(n)
niets
adj o/a-verbuiging maar gen enk ullius, dat enk ulli
de andere (van de twee)
vragend voornaamwoord quis + quam
niemand
zoals het telwoord duo
acc. nihil, dat. nulli rei, abl. nulla re
adjectieven van de o/a-verbuiging maar gen enk alterius, dat enk alteri
adj o/a-verbuiging maar gen enk nonnullus, dat enk nonnulli
verbogen zoals vragend vnw quis maar nom/acc mv onz aliqua
(ook maar) enig
tamelijk groot/veel mv enkele(n), sommige(n)
acc. neminem, dat. nemini, abl. nullo
beide(n) (samen)
zelfst: iemand iets bijv: een of ander, enig