Vroeger
beschermden
de
mensen
in
Noord
-
Nederland
zich
tegen
____________________
met
____________________
.
Later
werden
ter
bescherming
____________________
aangelegd
.
In
een
____________________
kun
je
de
____________________
regelen
.
Er
zijn
twee
soorten
polders
:
1
____________________
:
rondom
meren
en
____________________
werden
dijken
gelegd
.
Daarna
werd
het
gebied
droog
gepompt
.
Deze
polders
liggen
onder
____________________
.
Daarom
moet
men
blijven
pompen
om
het
water
af
te
voeren
.
2
____________________
:
buiten
de
dijken
werd
door
de
zee
nog
steeds
____________________
neergelegd
.
Daardoor
kwam
dat
gebied
steeds
hoger
te
liggen
.
Als
je
daar
een
dijk
omheen
legt
,
heb
je
een
nieuw
stuk
land
.
Deze
zeepolders
liggen
iets
boven
zeeniveau
.
Via
____________________
stroomt
het
overtollige
water
hier
weg
.