1
Je kan hem niet vertrouwen.
2
Hij weet heel veel over verschillende dingen.
3
Hij zorgt erg goed voor zijn kinderen.
4
Hij zegt altijd dank u en alstublieft.
5
Alles moet bij hem heel juist zijn.
6
Hij blijft onder alle omstandigheden erg kalm.
7
Je zal hem niet op andere ideeën brengen.
8
Hij brengt vaak een cadeautje mee voor zijn vrouw.