vergeetachtig
onvoorspelbaar
zorgeloos
gevoelig
passief
sociaal
zelfverzekerd
achterbaks
dapper
Hij durft dingen waar ik erg bang voor ben.
Ze begint snel te wenen wanneer er iets vervelend gebeurt.
Je kan niet voorspellen wat hij gaat doen.
Je vindt hem niet in een hoekje op een feestje.
Hij weet dat hij goed is.
Ze heeft geen problemen.
Hij doet niks, hij zit daar maar te zitten.
Ze spreekt achter je rug om.
Hij weet vaak niet meer waar hij zijn sleutels gelaten heeft.