Ik luister naar muziek
Ik maak mijn huiswerk
Ik koop een koekje
Ik zwem
Ik luister naar de leraar
Ik praat met mijn vrienden
Ik leer Nederlands
Ik loop niet
in de gang.
thuis.
in de bus.
in de sportclub.
op school.
in de klas.
in de winkel.
op de speelplaats.