New Activity
Ico create Educaplay New Activity
All the activities
Play Quiz
1. 
Duid de juiste zin aan. Let op de hoofdletters.
A.
Mady heeft een hond.
B.
mandy heeft een Hond.
C.
mandy heeft een hond.
2. 
Duid de juiste zin aan. Let op de hoofdletters.
A.
Lisa praat goed nederlands.
B.
lisa praat goed Nederlands.
C.
Lisa praat goed Nederlands.
D.
lisa praat goed nederlands.
3. 
Duid de juiste zin aan. Let op de hoofdletters.
A.
simon woont in brussel.
B.
Simon woont in Brussel.
C.
Simon woont in brussel.
D.
simon woont in Brussel.
4. 
Duid de juiste zin aan. Let op de hoofdletters.
A.
de kat heet minoes.
B.
De kat heet minoes.
C.
de kat heet Minoes.
D.
De kat heet Minoes.
5. 
Duid de juiste zin aan. Let op de hoofdletters.
A.
Tom en Jack wonen in België..
B.
Tom en jack wonen in België.
C.
tom en jack wonen in België.
D.
Tom en jack wonen in België.