New Activity
Play Quiz
1. 
De sleutel van succes ? Goede zelfkennis ! Wijs de houdingen aan die daarvan getuigen.
A.
Ik hou me alleen bezig met mijn beroep. Het beheer ervan is zaak van de boekhouder.
B.
Ik ken mijn zwaktes en sterktes.
C.
Ik bepaal vooraf mijn doelstellingen en streef ze nauwgezet na.
D.
Ik stel me geen vragen en gooi me in mijn project.
2. 
Wat zijn de meest doeltreffende manieren om nieuwe ideeën op te doen ?
A.
Een brainstorming (uitwisselen van ideeën) opzetten met collega’s
B.
Een brainstorming opzetten met andere ondernemers.
C.
De concurrentie analyseren.
D.
De faalcijfers bestuderen.
E.
Beurzen en salons bezoeken.
F.
Advies vragen aan bankmedewerkers.
3. 
Mijn kans op slagen is groter indien :
A.
Ik sterk en vastbesloten ben.
B.
Ik bereid ben om me in vraag te stellen en me te verbeteren.
C.
Het project zich situeert in een sector die ik ken.
D.
Ik er in slaag om me aan wijzigende omstandigheden aan te passen.
4. 
Wat is de beste motivatie om een onderneming te starten:
A.
Ik zoek een alternatief voor mijn job in loondienst die ik niet graag doe
B.
Ik wil voor mezelf werken, mijn eigen uren kiezen en eigen werk regelen
5. 
Welke eigenschappen behoren toe aan een goede ondernemer?
A.
Inzet
B.
Samenwerking
C.
Zelfkennis
D.
Creatief
E.
Koppig
F.
Problemen uit de weg gaan
6. 
Welke eigenschappen behoren toe aan een goede ondernemer?
A.
Zelfstandig
B.
Luistert enkel naar zichzelf
C.
Problemen uit de weg gaan
D.
Gedreven
E.
Lange termijn denken
F.
Passioneel
7. 
Het welslagen van een project is afhankelijk van meerdere factoren. Duid alle correcte antwoorden aan.
A.
De samenhang project – persoon
B.
De managementcapaciteiten van de ondernemer
C.
Het vinden van financieringen
D.
De afzetmogelijkheden
E.
De rendabiliteit van het project
F.
De intrestvoeten bij de banken
8. 
Waar let je op bij het uitvoeren van een marktstudie?
A.
Vennootschapsvorm
B.
Concurrentie
C.
Natuurlijk persoon of rechtspersoon concurrentie
D.
Klanten van de concurrentie
E.
Wat is de prijs?
F.
Is er een complementair product?
9. 
Marketing . Een enquête bevat volgende vraag: “ wat denkt u over onze service ?”
A.
Dit is een open vraag ?
B.
Dit is een gesloten vraag ?
10. 
Het positioneren van je bedrijf is (meerdere antwoorden mogelijk) :
A.
Een aangepast productgamma aanbieden
B.
De kwaliteit van de producten benadrukken
C.
Een logo plaatsen boven de inkom
D.
Het kiezen van een vestigingsplaats
E.
Het verdelen van de markt in marktsegmenten
F.
Je onderscheiden van concurrenten
11. 
Welke s tellingen over innovatie zijn juist
A.
Innovatie is enkel voor grote ondernemingen
B.
Innoveren is nieuwe markten ontdekken, nieuwe ideeën ontwikkelen en deze financieren
C.
Het type innovatie hangt af van de activiteit
D.
Innovatie is een streefdoel, geen doel op zich
12. 
Welke 2 houdingen wijzen op de creativiteit en de inventiviteit van de ondernemer ?
A.
Ik kan problemen omzetten in opportuniteiten.
B.
Ik kan mijn beroep opnieuw uitvinden.
C.
Ik hou me niet aan de regels. Er is een wettelijke oplossing voor alles.
D.
Ik kan me verplaatsen in de huid van mijn klanten.
13. 
Geef aan welke twee attitudes het best uw zin voor risico weergeven
A.
Mijn huidige job opgeven voor een onzeker bestaan als zelfstandige brengt me in de war
B.
Ik heb houvast nodig en moet iets perfect beheersen vooraleer ik eraan begin
C.
Ik verlies de moed niet ook al blijven de resultaten uit
14. 
Wat hoort bij een zaken- of businessplan?
A.
Een projectomschrijving.
B.
De commerciële strategie.
C.
Financiële aspecten.
D.
Juridische aspecten (zoals de aard van de vennootschap).
E.
Een operationeel plan.
15. 
Welke bewering is juist?
A.
Een ondernemer is een ziener die vooruit wil zijn op zijn tijd, die schept en vernieuwt, die iets nieuws wil introduceren en risico’s niet uit de weg gaat.
B.
Een ondernemer is een organisator die plant, organiseert en controleert
16. 
Wie beslist om met een handelsactiviteit te beginnen?
A.
De bank.
B.
Het ondernemingsloket.
C.
De potentiële kandidaat.
D.
De kruispuntbank ondernemingen.
17. 
Hoe herken je een zelfstandige
A.
Altijd een natuurlijk persoon
B.
Is onderworpen aan een arbeidsovereenkomst
C.
Oefent beroepswerkzaamheid uit, in hoofd- of bijberoep
D.
Bepaalt zelf zijn werkschema
18. 
Wat is het vereiste minimumkapitaal voor een E-BVBA (enkel getal ingeven)
19. 
Wat is het te volstorten kapitaal voor een CVBA (enkel het getal ingeven)
20. 
Wat is een gereglementeerd beroep ?
A.
Een beroep waar men enkel een basisdiploma bedrijfsbeheer voor nodig heeft.
B.
Een beroep waar men een vestigingsattest voor nodig heeft.
C.
Een beroep waarvoor men over een universitair diploma moet beschikken.
D.
Een beroep dat verregaand gereglementeerd is door de politie.
21. 
Wat zijn de belangrijkste rechten die u verwerft door aangesloten te zijn bij een sociaal verzekeringsfonds?
A.
Rustpensioen.
B.
Werkloosheidsvergoeding.
C.
Ziekte en invaliditeitsverzekering (grote risico’s).
D.
Ziekteverzekering (kleine risico’s).
E.
Sociale bijdragen bij faillissement.
F.
Kinderbijslag.
22. 
Het voeren van een dubbele boekhouding moet gedaan worden door:
A.
Elke zelfstandige
B.
Iedereen met een BTW nummer
C.
Een NV, BVBA, CVBA …
23. 
Bedrag zonder BTW = € 950 en het BTW tarief is 12%. => Bedrag BTW ? (enkel getal ingeven)
24. 
Bedrag zonder BTW = € 950 en het BTW tarief is 12%. => Het bedrag met BTW ? (enkel getal ingeven)
25. 
een factuur met 21% BTW € 1.000 exclusief BTW: hoeveel bedraagt de BTW ? (enkel getal ingeven)
26. 
een factuur met 21% BTW € 1.000 BTW inbegrepen: hoeveel bedraagt de BTW ? (enkel getal ingeven)
27. 
Lineaire afschrijving van een investering van € 8.000 in 4 jaar. Stel de afschrijvingstabel op. Wat is de Annuïteit? (enkel getal invullen)
28. 
Je koopt een auto van € 20.000. Als promotie krijg je de BTW gratis. Wat is het percentage van de korting?
A.
21%
B.
12%
C.
6%
D.
Geen want als zelfstandige dien je toch geen BTW te betalen
29. 
Wat is het best geschikte huwelijkscontract voor wie zich als zelfstandige met een eenmanszaak wil vestigen?
A.
Contract scheiding van goederen.
B.
Contract wettelijke gemeenschap.
C.
Geen contract
30. 
Wat is leasing ?
A.
Een lening op een product dat kan afgeschreven worden
B.
Financiële huur met aankoopoptie.
C.
Een lening voor een auto
D.
Een ander financieel product
31. 
Mag een onderneming verkopen met verlies ?
A.
Nee
B.
Ja, maar enkel bij uitverkoop of liquidatie van het bedrijf.
C.
Ja, maar enkel bij tijdens de solden
D.
Ja, altijd
E.
Geen van bovenstaande antwoorden