....................... hij onze klasgenoot?
Lias .......... in de tuin.
Marieke ................. van paardrijden.
Waarom ............. jij dat spelletje?
Hij .......................... dat spel omdat het gevaarlijk is.
................. jij ook zoveel handschoenen?
Mijn zus ...... met de fiets naar school.
Ik .......... elke dag meer dan een uur.
..... jij met deze auto?
Het ............ vandaag warm buiten.
Hij ......................... haar geen seconde uit het oog.
De jongen ........................ piano.
...................... ik van deze muziek?
Ik ..................... zenuwachtig!
verbiedt
houdt
wordt
word
Houd
Wordt
werkt
verliest
rijdt
speelt
werk
verbied
Verlies
Rijd