De
elektriciteit
uit
het
stopcontact
komt
uit
____________________
.
We
hebben
twee
verschillende
soorten
spanning
,
namelijk
____________________
en
gelijkspanning
.
Bij
gelijkspanning
stroomt
de
stroom
maar
____________________
____________________
op
,
en
bij
____________________
wisselt
de
stroom
steeds
van
____________________
.
Een
lampje
gaat
kapot
wanneer
deze
wordt
aangesloten
aan
een
spanning
____________________
dan
de
spanning
die
het
lampje
aankan
.
Het
lampje
brand
____________________
wanneer
de
spanning
lager
is
dan
de
spanning
van
het
lampje
.
Een
batterij
maakt
altijd
gebruik
van
____________________
en
een
generator
altijd
van
____________________
.
Over
het
algemeen
is
het
zo
dat
hoe
____________________
de
batterij
,
hoe
langer
de
batterij
meegaat
.
De
hoeveelheid
elektriciteit
dat
aanwezig
is
in
een
batterij
noemen
wij
de
____________________
.