New Activity
Play Quiz
1. 
De appel valt niet ver van de boom.
A.
Het kind lijkt op zijn ouders.
B.
Het fruit ligt onder de boom.
2. 
Twee vliegen in één klap slaan
A.
In één keer twee vliegen doden
B.
In één keer twee problemen oplossen
3. 
De kat uit de boom kijken.
A.
kijken tot de poes uit de boom komt
B.
afwachten
4. 
Hoge bomen vangen veel wind
A.
tegen hoge bomen waait veel wind
B.
belangrijke mensen krijgen veel kritiek