New Activity
Play Quiz
1. 
Welke macht heeft een koning binnen een monarchie?
A.
Rechter, wetgevende macht en vetorecht.
B.
Vetorecht, rechter en priester.
C.
Priester, legeraanvoerder en raadvoorzitter.
D.
Legeraanvoerder, rechter en priester.
2. 
Een absolute monarchie bestaat?
A.
Ja, dit bestaat, de koning heeft dan alle macht.
B.
Nee, de koning is hoogstens 'de eerste onder gelijken' en wordt bijgestaan door een raad
3. 
Binnen de aristocratie blijft er een koning aan het hoofd staan?
A.
Ja, deze blijft alle taken uitvoeren, maar heeft u meer afhankelijke raden waar hij rekening mee moet houden.
B.
Nee, de koning wordt vervangen door magistraten die deze functie nu bekleden.
4. 
Wie heeft er de macht bij een aristocratie in handen?
A.
volksvergadering
B.
adel
C.
rijke handelaars
5. 
Geef de bestuursvorm die ontstaat wanneer de grondadel en de geldadel samensmelten.
6. 
Wat is een timocratie?
A.
Een aristocratie waarbij elke burger basisrechten heeft, maar hoe rijker, hoe meer rechten men krijgt.
B.
Een aristocratie waarbij de grondadel en de geldadel samensmelten.
C.
Een aristocratie waarbij er drie edelen de leiding nemen.
7. 
Geef het belangrijkste kenmerk van de democratie.
A.
Beperken van de macht van de magistraten.
B.
Het breken van de macht van de grondadel.
C.
De machtsverschuiving van een kleine groep magistraten naar het volk binnen de volksvergadering.
8. 
De democratie van Athene is een standaard voorbeeld.
A.
Ja, de gehele Helleense wereld was net zo georganiseerd als in Athene.
B.
Nee, deze radicale democratie is slechts typisch voor Athene.