Lies heeft een allelenpaar samengesteld uit een allel voor een losse oorlel en een vaste oorlel. Welke bijhorende stelling is correct?
A.
Lies is heterozygoot voor het kenmerk oorvorm.
B.
Lies is homozygoot voor het kenmerk oorvorm.
2.
Als een plant homozygoot is voor het kenmerk bloemkleur. Welke bijhorende stelling is dan correct?
A.
De plant heeft een twee verschillende allelen voor het kenmerk bloemkleur.
B.
De plant heeft een twee dezelfde allelen voor het kenmerk bloemkleur.
3.
Voor het kenmerk oogkleur zijn er twee verschillende allelen (blauwe ogen en bruine ogen). Tom is heterozygoot voor het kenmerk oogkleur. Bij Tom bestaat het allelenpaar voor oogkleur uit een allel voor blauwe ogen en ..
A.
Een allel voor bruine ogen.
B.
Een allel voor blauwe ogen.
4.
Welke stelling is correct?
A.
Het genotype is de som van het fenotype plus de invloed van het milieu.
B.
Het fenotype is enkel afhankelijk van het genotype.
C.
Het fenotype is de som van het genotype plus de invloed van het milieu.
D.
Het genotype wordt bepaald door het fenotype en ondervind geen invloed van milieufactoren.
5.
Simon heeft de erfelijke informatie voor zwart haar, maar verft zijn haar blond. Duid de correcte stelling(en) aan.
A.
Het fenotype van Simon is verandert.
B.
Het fenotype van Simon is niet verandert.
C.
Het genotype van Simon is verandert.
D.
Het genotype van Simon is niet verandert.
6.
Voor het dominante kenmerk tongrollen is Karel homozygoot (TT) en zijn vrouw heterozygoot (Tt). Hoe groot is dan de kans dat hun kind ook het kenmerk tongrollen heeft? Tip maak zelf een kruisingsschema op een kladblad.
A.
0%
B.
25%
C.
50%
D.
75%
E.
100%
7.
Voor het dominante kenmerk krullende haar zijn zowel Katja en Wim heterozygoot. Hoe groot is de kans dat hun kind steil haar heeft? Tip maak zelf een kruisingsschema op een kladblad.
A.
0%
B.
25%
C.
50%
D.
75%
E.
100%
8.
Eline heeft lange wimpers, maar heeft een allel voor lange wimpers en een allel voor korte wimpers. Welk type allel is het allel voor lange wimpers?
