1
Het kind wil op exploratietocht gaan.
2
De persoon is blij met het leven die hij gehad heeft.
3
In welke fase komt de tegenpolen identiteit vs identiteitsverwarring voor.
4
Het kind wil graag zelf zijn jas aandoen.
5
De verzorger moet aanwezig zijn in de omgeving om deze pool te verkrijgen.
6
Men wil een intieme relatie opbouwen. Maar dit lukt niet.