New Activity
Play Quiz
1. 
Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
A.
0%
B.
25%
C.
50%
D.
75%
2. 
Een recessief allel komt tot uiting wanneer:
A.
Hij samen met een dominant allel staat
B.
Hij homozygoot voorkomt
C.
Hij heterozygoot voorkomt
D.
hij komt nooit tot uiting
3. 
Een bepaald individu heeft als genotype EEFfGg. De betrokken Genen zijn niet gekoppeld. Hoeveel voor deze eigenschappen Genotypisch verschillende geslachtscellen kan dit individu vormen?
A.
2
B.
3
C.
4
D.
6
4. 
Wat betekent het fenotype?
A.
Een kenmerk dat niet tot uiting komt
B.
De waarneembare kenmerken van een bepaald organisme
C.
Erfelijke informatie die je in de chromosomen vindt
D.
Een variant van een gen
5. 
De ABO-bloedgroepen worden bepaald door één enkel gen, met drie mogelijke allelen (IA, IB, en i). Een vrouw met bloedgroep A huwt een man met bloedgroep AB. Welke bloedgroepen kunnen hun kinderen hebben ?
A.
A, B, AB
B.
A, B
C.
AB
D.
A, B, AB, O
6. 
Men kruist twee organismen met de volgende genotypen: AaBbCcdd x aaBbccDd. Hoe groot is de kans op een nakomeling die voor alle genen homozygoot recessief is?
A.
1/8
B.
1/16
C.
1/32
D.
1/64
7. 
Wat is polygenie?
A.
wanneer 1 gen instaat voor meerdere kenmerk
B.
wanneer meerdere genen instaan voor 1 kenmerk
C.
wanneer meerdere genen instaan voor meerdere kenmerken
D.
wanneer 1 gen instaat voor 1 kenmerk
8. 
Niet alleen in de kern, maar ook in mitochondriën komt DNA voor. Dit mitochondriale DNA kan, wanneer daarin een mutantgen aanwezig is, een overdraagbare ziekte veroorzaken. Een voorbeeld daarvan is de ziekte van Leber, een ernstige oogaandoening. De ziekte wordt overgedragen van moeder op kind. De wetten van Mendel zijn hierbij niet van toepassing. Waarom kan de ziekte van Leber alleen worden overgedragen van moeder op kind?
A.
De baby krijgt pas na de bevruchting mitochondriën van de moeder
B.
In de bevruchtte zygote worden mannelijke mitochondriën selectief afgebroken
C.
Mitochondriën bestaan niet in mannen
D.
Er komen alleen alleen mitochondriën van de moeder voor in de bevruchte zygote
9. 
Wat zijn multiple allelen?
A.
Wanneer er meerdere allelen zijn van één gen
B.
2 eigenschappen liggen op dezelfde chromosoom
C.
wanneer deze combinatie voorkomt is ze niet levensvatbaar
D.
wanneer meerdere genen instaan voor 1 kenmerk
10. 
Twee grootmoeders behoren elk tot bloedgroep O en de beide grootvaders behoren elk tot bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat hun kleinkind bloedgroep B zal hebben?
A.
1/16
B.
5/32
C.
3/16
D.
1/4
E.
5/16