1
.
Toen
ik
gisteren
na
de
fuif
met
de
fiets
naar
huis
reed
,
werd
ik
____________________
(
volgen
)
.
2
.
Ik
heb
me
,
denk
ik
,
nog
nooit
zo
angstig
____________________
(
voelen
)
.
3
.
Ik
heb
me
____________________
(
haasten
)
om
zo
snel
mogelijk
thuis
te
zijn
.
4
.
En
ik
heb
____________________
(
proberen
)
om
mijn
achtervolger
af
te
schudden
.
5
.
Maar
dat
is
niet
____________________
(
lukken
)
.
6
.
Die
man
achter
mij
was
duidelijk
stukken
beter
____________________
(
trainen
)
.
7
.
Hij
heeft
me
uiteindelijk
____________________
(
inhalen
)
.
8
.
Ik
ben
toen
____________________
(
stoppen
)
.
9
.
Ik
had
me
voor
niets
____________________
(
opjagen
)
,
want
mijn
achtervolger
had
mijn
handtas
bij
.
Ik
had
ze
op
de
fuif
blijkbaar
in
een
hoekje
____________________
(
leggen
)
en
mijn
achtervolger
was
me
achterna
____________________
(
snellen
)
.
10
.
Ik
heb
hem
uiteraard
uitvoerig
____________________
(
bedanken
)
.