New Activity
Play Quiz
1. 
Wat waren de drie standen vanaf de middeleeuwen tot de Franse Revolutie?
A.
burgers
B.
adel
C.
geestelijke
D.
slaven
2. 
Bij de verlichting gingen ze anders werken, wat hoort bij de verlichting?
A.
Je moet je verstand gebruiken!
B.
De priester zegt dat het zo is, dus is het zo.
C.
De koning wil veel belasting, maar ik klaag niet. We moeten de koning altijd gehoorzamen.
D.
Boeren zijn belangrijk, want zij zorgen voor voedsel. Toch zijn veel boeren straatarm. Dat klopt toch niet?
3. 
Het Romeinse cijfer XVI schrijf je in het Arabisch als
A.
15
B.
17
C.
16
D.
14
4. 
Gisteren heb je Willem-Alexander als koning de troonrede horen voorlezen. Hij is geen absoluut vorst? Leg je antwoord uit?
5. 
Het paleis van Versailles is
A.
klein
B.
sierlijk
C.
duur
D.
voorbeeld van rijkdom
E.
groot
F.
luxe
6. 
De Franse koning liet de adel op Versailles wonen om
A.
ze te helpen met het bestuur
B.
om hem te laten helpen bij het bestuur
C.
om ze in de gaten te houden
D.
om zijn rijkdom te laten zien
7. 
De edelen waren graag op Versailles
A.
om mee te kunnen beslissen
B.
hadden te veel schulden
C.
hadden ze vaak feest
D.
kregen ze meer aanzien
8. 
Lodewijk XVI riep na bijna 200 jaar de standen weer bijeen om te vergaderen. Men wist niet meer hoe de standen voor die tijd stemden. Waarom is stemmen per stand niet eerlijk?
A.
de boeren (en burgers) waren met meer
B.
de edelen en de geestelijken stamden van dezelfde familie af en stemden dus samen
C.
de adel en geestelijkheid wilden hun privileges (voorrechten: geen belasting betalen) niet kwijt
D.
de boeren (en burgers) wilden ook belastingvrijheid
9. 
Waarom zal een stemming via de standen geen verandering brengen voor de boeren (en burgers)
A.
ze waren met 600 boeren tegen 600 geestelijken en edelen, dus geen meerderheid
B.
het werd 2 (adel en geestelijke) tegen 1 (boeren en burgers) dus werd er tegen de veranderingen gestemd
C.
De geestelijke en adel zagen andere oplossingen
10. 
De Franse regering kwam aan geld door
A.
belasting te heffen
B.
oorlog te voeren
C.
geld te lenen
D.
land te verkopen
11. 
Om het tekort aan inkomsten op te lossen wilde Lodewijk
A.
de uitgaven terug brengen
B.
land verkopen
C.
de belasting verhogen
D.
geld lenen
12. 
Wat gebeurt er als je geld leent met het bedrag dat je leent?
A.
Daar gaat een deel van af door de hoge schulden
B.
Je betaald extra geld als rente
C.
je krijgt dat geld alleen om te gebruiken