1
.
Hij
staat
op
zijn
hoofd
.
-
Hij
____________________
op
zijn
hoofd
.
2
.
Waarom
eten
jullie
met
je
vingers
als
jullie
ontbijten
?
-
Waarom
____________________
jullie
met
je
vingers
als
jullie
____________________
?
3
.
Waarom
houdt
u
het
boek
tegen
uw
kin
?
-
Waarom
____________________
u
het
boek
tegen
uw
kin
.
4
.
Ik
lees
het
op
zijn
gezicht
.
-
Ik
____________________
het
op
zijn
gezicht
.
5
.
Zij
vraagt
dat
met
haar
ogen
,
zie
je
dat
niet
?
-
Zij
____________________
het
met
haar
ogen
,
____________________
je
dat
niet
?
6
.
Ik
lig
altijd
op
mijn
buik
.
-
Ik
____________________
altijd
op
mijn
buik
.
7
.
We
doen
dat
natuurlijk
niet
met
onze
ellebogen
.
-
We
____________________
dat
natuurlijk
niet
met
onze
ellebogen
.
8
.
Kunnen
jullie
dat
ook
met
je
benen
?
-
____________________
jullie
dat
ook
met
je
benen
?
9
.
Dat
mag
niet
met
je
tong
,
het
moet
met
je
lippen
.
-
Dat
____________________
niet
met
je
tong
,
het
____________________
met
je
lippen
.
10
.
Dat
komt
echt
uit
hun
hart
.
-
Dat
____________________
echt
uit
hun
hart
.
11
.
Ze
spreken
met
hun
lichaam
,
weet
je
dat
?
-
Ze
____________________
met
hun
lichaam
,
____________________
je
dat
?
12
.
We
gaan
op
onze
tenen
naar
buiten
.
-
We
____________________
met
onze
tenen
naar
buiten
.
13
.
Hij
vindt
haar
hals
en
vooral
haar
haar
heel
mooi
.
-
Hij
____________________
haar
hals
en
vooral
haar
haar
heel
mooi
.
14
.
Daan
slaapt
op
zijn
rug
.
-
Daan
____________________
op
zijn
rug
.
15
.
Hij
loopt
met
zijn
arm
om
haar
schouders
.
-
Hij
____________________
met
zijn
arm
op
haar
schouders
.
16
.
Krijgt
u
nog
geen
pijn
in
uw
knie
?
n
?
-
____________________
u
nog
geen
pijn
in
uw
knie
?
n
?
17
.
De
pijn
in
mijn
borst
,
voorhoofd
en
polsen
blijft
.
-
De
pijn
in
mijn
borst
,
voorhoofd
en
polsen
____________________
.
18
.
Beginnen
ze
eindelijk
hun
oren
te
gebruiken
?
-
____________________
ze
eindelijk
hun
oren
te
____________________
?
19
.
Drinken
jullie
dat
tegen
de
maagpijn
?
-
____________________
jullie
dat
tegen
de
maagpijn
?
20
.
Ik
neem
deze
medicijnen
voor
mijn
neus
.
-
Ik
____________________
deze
medicijnen
voor
mijn
neus
.
21
.
Hij
lijkt
tamelijk
gezond
,
met
zijn
dikke
wangen
.
-
Hij
____________________
tamelijk
gezond
,
met
zijn
dikke
wangen
.
22
.
Haar
wimpers
en
wenkbrouwen
zijn
rood
,
zegt
men
.
-
Haar
wimpers
en
wenkbrouwen
____________________
rood
,
____________________
men
.
23
.
Waar
heb
je
pijn
,
aan
je
hiel
of
je
enkel
?
-
Waar
____________________
je
pijn
,
aan
je
hiel
of
je
enkel
?
24
.
De
zon
schijnt
in
mijn
nek
.
-
De
zon
____________________
in
mijn
nek
.
25
.
Jullie
nagels
worden
lang
.
-
Jullie
nagels
____________________
lang
.
26
.
Waarom
geeft
u
hem
geen
hand
?
-
Waarom
____________________
u
hem
geen
hand
?
27
.
Waarom
kijkt
u
zo
naar
haar
voetjes
?
-
Waarom
____________________
u
zo
naar
haar
voetjes
?