New Activity
Play Quiz
1. 
Waarvoor staat het symbool Q?
A.
temperatuur
B.
specifieke warmtecapaciteit
C.
massa
D.
warmte
2. 
Waarvoor staat het symbool T?
A.
temperatuur in °C
B.
temperatuur in K
C.
warmte
D.
specifieke warmtecapaciteit
3. 
Een systeem heeft een temperatuur van 10 K. Hoeveel °C is dat?
A.
10 °C
B.
273 °C
C.
-263 °C
D.
263 °C
4. 
Een systeem heeft een temperatuur van 50 °C. Hoeveel K is dat?
A.
50 K
B.
273 K
C.
-323 K
D.
323 K
5. 
Wat is het symbool voor temperatuur in °C?
A.
T
B.
∆T
C.
θ
D.
Q
6. 
Een systeem heeft een temperatuur van -20 °C. Hoeveel K is dat?
A.
-20 K
B.
253 K
C.
-253 K
D.
293 K
7. 
Wat is warmte?
A.
Warmte is de hoeveelheid energie dat overgaat van het ene naar het andere voorwerp als gevolg van een temperatuursverschil.
B.
Warmte is de hoeveelheid deeltjes die overgaat van het ene naar het andere voorwerp als gevolg van een temperatuursverschil.
C.
Warmte is de gemiddelde temperatuur van een systeem.
D.
Warmte is de gemiddelde snelheid van de deeltjes van een systeem.