Elk jaar vierden de Egyptenaren het begin van het overstromingsseizoen. De farao voerde een ritueel uit om van Hapi een gunstige overstroming te krijgen. De Nijl overstroomde en zorgde voor een goede oogst. De farao werd aangezien als de redder van het land.
Na dertig jaar op de troon moesten de farao's hun fitheid en vruchtbaarheid bewijzen. De koning liep een vast parcours rond religieuze plaatsen. Daarna trok hij zich terug in een tempel. Daar trad de farao symbolisch in het huwelijk met een godin. Tijdens de ceremonie droeg hij de staart van een stier als symbool van mannelijke vruchtbaarheid.
De farao werd als een god beschouwd. Daarom had hij grote verantwoordelijkheid. Elke ochtend moest hij in de tempel offeren aan de goden, want anders zou de zon niet opkomen. De farao had echter priesters in dienst die deze taak overnamen.
