New Activity
Play Quiz
1. 
Het is zeven uur en Mieke staat op. (verplichting)
2. 
Wat eet ze? (wens)
3. 
Maak je die oefening? (mogelijkheid = capacité)
4. 
Je leert je les. (redundantie)
5. 
Ze spreken al Nederlands. (mogelijkheid)
6. 
Ze gaat naar Nederland. (wens)
7. 
We steken hier over. (mogelijkheid)
8. 
Ik ga vanavond naar een fuif. (verbod)
9. 
Hij schiet goed. (mogelijkheid)
10. 
De kinderen eten een ijsje. (toelating)