New Activity
Play Quiz
1. 
Wat belooft de reus aan de heks te geven om zijn laarzen terug te toveren?
A.
een goudstuk
B.
twee goudstukken
C.
een hele zak goudstukken
2. 
Met wat moet de heks volgens de reus de laarzen terug toveren?
A.
met haar toverstaf
B.
met een toverdrankje
C.
met een toverspreuk
3. 
Hoe zegt de heks 'Voor iets hoort iets'?
A.
Na zonneschijn komt maneschijn.
B.
Voor niets gaat de zon onder.
C.
Voor niets gaat de zon op.
4. 
Wie verschijnt er wanneer de reus 3 x op de grond stampt?
A.
de heks
B.
de fakir
C.
klein Duimpje
5. 
Waarom toverde de heks de laarzen van klein Duimpje weg?
A.
Zodat ze de laarzen kon teruggeven aan de reus.
B.
Ze wilde zo graag klein Duimpje nog eens zien.
C.
Zo kon ze misschien toch nog een goudstuk verdienen.
6. 
Wat betekent het spreekwoord: 'Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.'
A.
Als je je erg verbrandt, komt er nadien een blaar op de brandwonde.
B.
Als je iets fout doet, moet je de gevolgen daarvan dragen.
C.
Als je je erg verbrandt, moet je de brandwonde afdekken met blaadjes.
7. 
Wie speelde er allemaal mee in dit verhaal?
A.
de draak, de heks, de fakir en klein Duimpje
B.
de heks, Sneeuwwitje, klein Duimpje en de reus
C.
de heks, de draak, de fakir, de reus en klein Duimpje
8. 
Wie leidde dit sprookje in?
A.
de reus
B.
de sprookjesboom
C.
de fakir
9. 
Wat zegt de heks als de reus op haar deur bonkt?
A.
Knibbel, knabbel, knuisje, wie knabbelt er aan mijn huisje?
B.
Knibbel, knabbel, knuisje, wie staat hier voor mijn huisje?
C.
Kom maar gewoon binnen, want de bel doet het niet.
10. 
Waarom helpt de draak klein Duimpje?
A.
Omdat hij boos was op de reus.
B.
Omdat klein Duimpje zo klein is.
C.
Om de heks een lesje te leren.