New Activity
Play Quiz
1. 
Waardoor is de macht van de koning in Nederland niet meer zo groot?
A.
Doordat de constitutionele monarchie is afgeschaft
B.
Doordat de koning wordt bepaald door erfopvolging
C.
Door de invoering van de Grondwet
D.
Door de invoering van trias politica
2. 
Welke macht(en) uit de trias politica legt een straf op als een wet niet wordt nageleefd?
A.
Rechterlijke macht
B.
Uitvoerende macht
C.
Wetgevende macht
D.
A, B en C zijn juist
3. 
Bij welke politieke stroming(en) horen de uitspraken? Uitspraak 1: "De rijken moeten een stuk van hun welvaart delen met de armen." Uitspraak 2: "De overheid moet veel aan burgers en bedrijven zelf overlaten."
A.
Uitspraak 1 en 2 horen beiden bij socialisme
B.
Uitspraak 1 en 2 horen beiden bij liberalisme
C.
Uitspraak 1 hoort bij socialisme en uitspraak 2 hoort bij liberalisme
D.
Uitspraak 1 hoort bij liberalisme en uitspraak 2 bij socialisme
4. 
Op de campagneposter van de PvdA staat: "Iedereen telt mee." De PvdA is een socialistische partij. Welk ideaal van de socialisten zie je terug op de poster van de PvdA?
A.
Economische groei
B.
Gelijkheid
C.
Individualisme
D.
Vrijheid
5. 
Waaruit bestaat het kabinet?
A.
De kamerleden uit de coalitie
B.
De koning en de ministers
C.
De minister-president en de ministers
D.
De ministers en staatsecretarissen
6. 
Wanneer kan een wet in Nederland worden ingevoerd?
A.
Als de Eerste Kamer hem heeft goedgekeurd.
B.
Als de Eerste en Tweede Kamer hem hebben goedgekeurd.
C.
Als de regering hem heeft goedgekeurd.
D.
Als de Tweede Kamer hem heeft goedgekeurd.
7. 
Als de verkiezingsuitslag bekend is, wordt er gezocht naar een combinatie van partijen die samen kunnen werken ......(1) maakt vervolgens plannen voor de komende regeerperiode (2)
A.
(1) deze coalitie (2) een regeerakkoord
B.
(1) deze regering (2) een coalitie
C.
(1) deze Tweede Kamer (2) het kabinet
D.
(1) dit kabinet (2) de regering
8. 
Wat is een petitie?
A.
Een groep mensen met dezelfde ideeën
B.
Een politieke rechtszaak
C.
Een staatsvorm zonder koning
D.
Een verzoek aan de regering
9. 
Vul in: .... (1) ..... beslist over belastingen en onderwijs .......(2) ..... beslist over de verdeling natuur, bedrijventerrein en woongebied.
A.
(1) de EU (2) de provincie
B.
(1) de EU (2) de rijksoverheid
C.
(1) de rijksoverheid (2) de provincie
D.
(1) de rijksoverheid (2) de rijksoverheid
10. 
Ook op Europees niveau is er een gekozen volksvertegenwoordiging. De naam hiervan is:
A.
Europees Parlement
B.
Europese Unie
C.
Hof van Justitie
D.
Raad van Europa
11. 
Wat is de beste beschrijving van een dictatuur?
A.
Een land waarin burgers door grondrechten beschermd worden tegen de staat
B.
Een staat waarin één persoon of een kleine groep beslist over de burgers
C.
Een politiek systeem waarbij de overheid voor de burgers moet zorgen.
D.
Een staatsvorm waarbij het volk vertegenwoordigers kiest om het land te besturen.
12. 
In Nederland gelden grondrechten. Welke uitspraak of welke uitspraken daarover is of zijn juist? I- Grondrechten gelden tussen burgers onderling. II- Grondrechten gelden tussen burgers en de overheid
A.
I en II zijn beiden juist
B.
I en II zijn beiden onjuist
C.
I is juist, II is onjuist
D.
I is onjuist, II is juist
13. 
Wanneer krijg je altijd een strafblad?
A.
Als je een overtreding hebt begaan
B.
Als je een overtreding of misdaad hebt begaan
C.
Als je in aanraking bent gekomen met justitie
D.
Als je ouder bent dan 12 jaar en een misdrijf hebt gepleegd
14. 
Media kunnen in een democratie de regering controleren. Bijvoorbeeld door informatie openbaar te maken die anders verborgen was gebleven. Welke functie van de media zorgt daarvoor?
A.
Amuseren
B.
Informeren
C.
Mening geven
D.
Onderzoeken
15. 
"Het is een veelgebruikt middel, vooral in de politiek en journalistiek. Maar natuurlijk ook in de reclame. Je laat mensen zien wat je wilt dat ze zien. Je brengt de boodschap expres met een bepaald effect." Welk woord hoort hierbij?
A.
Filterbubble
B.
Framing
C.
Persvrijheid
D.
Pluriforme pers
16. 
Werk heeft verschillende doelen. Over welk doel van werken gaat het hier? "Door een erfenis heb ik voldoende geld om goed van te kunnen leven. Toch werk ik vier dagen per week. Ik vind het fijn om contact te hebben met collega's en klanten. Dat mis ik echt, als ik niet aan het werk ben.
A.
Bijdrage leveren aan de doelstellingen van het bedrijf
B.
Sociale contacten hebben
C.
Je nuttig voelen
D.
Waardering krijgen
17. 
Welke behoeften staan onderaan de piramide van Maslow?
A.
De behoefte aan contact en behoefte aan veiligheid en zekerheid
B.
Behoefte aan erkenning en waardering en behoefte aan ontwikkeling
C.
Lichamelijke behoeften en behoefte aan contact
D.
Lichamelijke behoeften en behoefte aan veiligheid en zekerheid
18. 
"In de (1) was het doel om ervoor te zorgen dat iedereen een inkomen had en dat werd bereikt door het geven van uitkeringen. Tegenwoordig verwachten we meer zelfredzaamheid van burgers. In de (2) is het doel dat iedereen meedoet op de arbeidsmarkt. Welke woorden horen op de (1) en de (2)?
A.
(1) verzorgingsstaat , (2) rechtstaat
B.
(1) rechtstaat, (2) verzorgingsstaat
C.
(1) participatiesamenleving, (2) verzorgingsstaat
D.
(1) verzorgingsstaat, (2) participatiesamenleving
19. 
Lees de volgende maatregelen. 'Subsidies geven voor het ontwikkelen van nieuwe producten.'- Regelgeving eenvoudiger maken.'-'Gunstige belastingvoorwaarden voor ondernemers.' Dit zijn voorbeelden van hoe de overheid probeert ....
A.
.... de verzorgingsstaat vorm te geven
B.
.... de duurzaamheid te stimuleren
C.
... te zorgen voor ondernemers
D.
.... te zorgen voor werknemers
20. 
Wat is de juiste uitleg van het begrip 'vakbond'?
A.
Een overeenkomst met afspraken tussen werknemers en werkgevers in een bepaalde sector
B.
Een vereniging van werknemers uit één of meer branches, die opkomt voor de belangen van haar leden
C.
Het geheel van vraag en aanbod van banen en arbeidskrachten.
D.
Regels voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, veiligheid en welzijn van werknemers te bevorderen.
21. 
Wat hoort er op de plekken (1) en (2)? Met een ......(1) ...... heb je als werknemers de meeste zekerheid. Bij een ....... (2) ...... staat niet vast hoeveel uur de werknemers gaat werken.
A.
(1) contract voor bepaalde tijd, (2) contract voor onbepaalde tijd
B.
(1) contract voor bepaalde tijd, (2) nulurencontract
C.
(1) contract voor onbepaalde tijd, (2) contract voor onbepaalde tijd
D.
(1) contract voor onbepaalde tijd, (2) nulurencontract
22. 
Sommige werkgevers betalen een deel van je reiskosten. Dit deel van je inkomsten noem je:
A.
Periodiek
B.
Salaris
C.
Toeslag
D.
Vergoeding
23. 
Welke omschrijving van 'werkeloosheid' is juist?
A.
De hoeveelheid mensen die geen baan hebben
B.
De situatie waarin de arbeidsmarkt krap is.
C.
Vraag en aanbod van banen en arbeidskrachten
D.
A, B en C zijn juist
24. 
Voor wie is de bijstandsuitkering bedoeld?
A.
Volwassenen die geheel of voor een deel werkloos zijn geraakt.
B.
Volwassenen die na een tijdelijk contract zonder werk zitten.
C.
Volwassenen die te weinig verdienen om van te kunnen leven.
D.
A, B en C zijn juist
25. 
Wat is de eerste stap van het koopbeslissingsproces?
A.
Je verzamelt informatie over een product
B.
Je vergelijkt producten met elkaar
C.
Je wordt je bewust van een behoefte aan een product
D.
Je maakt een aankoopbeslissing
26. 
Je wilt een vlucht naar Spanje boeken. Bij de vlucht die je geselecteerd hebt, staat: "Nog 4 stoelen beschikbaar op deze vlucht". Van welke verleidingstechniek wordt gebruikgemaakt?
A.
Benadrukken dat iets schaars is of tijdelijk extra goedkoop
B.
Laten zien dat je van het product mooi, succesvol of gelukkig wordt
C.
Moeilijke termen gebruiken om de kwaliteit te benadrukken
D.
Populaire mensen een product aan laten prijzen.
27. 
Duurzaamheid is een manier van handelen
A.
.... die economische aspecten laat meewegen bij milieuzaken
B.
... die langdurig respectvol is voor mens, dier en milieu
C.
.... waarbij het ontwikkelen van een duur product het doel is.
D.
..... waarbij mensen en dieren effectief samenwerken
28. 
"Juan werkt in een kledingfabriek. Hij doet een half uur over het verven van een T-shirt. Hij mag stoppen met werken wanneer hij 32 T-shirts heeft geverfd en zijn baas zijn werk heeft goedgekeurd." Over welke 'p' uit maatschappelijk verantwoord ondernemen gaat deze situatie?
A.
People
B.
Planet
C.
Product
D.
Profit
29. 
Wat zijn voorbeelden van inkomsten van een individu?
A.
Belasting, studiefinanciering
B.
Salaris, zorgtoesslag
C.
Studiefinanciering, premie
D.
Studiefinanciering, zorgverzekering
30. 
Welke uitspraak is juist?
A.
Formele schulden zijn schulden die je niet af kunt lossen.
B.
Formele schulden zijn schulden aan instanties.
C.
Formele schulden zijn schulden aan vrienden.
D.
Formele schulden staan altijd bij het BKR vastgelegd.
31. 
Waaruit bestaat het parlement?
A.
Eerste en de Tweede Kamer
B.
Eerste Kamer
C.
Tweede Kamer
D.
Ministers
32. 
Uit hoeveel leden bestaat de Tweede Kamer?
A.
150
B.
75
C.
100
D.
120
33. 
Uit hoeveel leden bestaat de Eerste Kamer?
A.
75
B.
100
C.
150
D.
200
34. 
Wat zijn de belangrijkste taken van de Tweede Kamer?
A.
Controlerende taak
B.
Wetgevende taak
C.
Controlerende en de wetgevende taak
D.
Rechtsprekende taak
35. 
Waaruit bestaat het Trias Politica?
A.
Wetgevende en uitvoerende macht
B.
Wetgevende en rechtsprekende macht
C.
Uitvoerende en rechtsprekende macht
D.
Wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
36. 
Wat is GEEN kenmerk van een rechtsstaat?
A.
Doodstraf
B.
Democratie
C.
Legaliteitsbeginsel
D.
Trias Politica
37. 
Wat hoort bij het liberalisme?
A.
Lage belastingen
B.
Meer vrijheid
C.
Individueel staat centraal
D.
A, B en C zijn juist
38. 
Wat hoort bij het confessionalisme? CDA
A.
Lage belastingen
B.
Naastenliefde
C.
Individueel staat centraal
D.
A, B en C zijn juist
39. 
Wat hoort bij het socialisme?
A.
Het geloof
B.
Individu staat centraal
C.
Gelijkwaardigheid
D.
Geen overheidsbemoeienis
40. 
Wat betekent conservatief?
A.
Vasthoudend aan de oude waarden en normen
B.
Vooruitstrevend
C.
Progressief
D.
Ander woord voor conserveerblikjes
41. 
Hoeveel lagen heeft de nationale overheid?
A.
5
B.
4
C.
3
D.
2
42. 
Door wie wordt de Eerste Kamer gekozen?
A.
Door het volk
B.
Door de burgemeester
C.
Door het volk met Nederlandse nationaliteit
D.
Door de Provinciale Staten
43. 
Wat is een synoniem voor volksvertegenwoordigers?
A.
Eerste en Tweede Kamerleden
B.
Eerste Kamerleden
C.
Tweede Kamerleden
D.
Ministers
44. 
Welke is een controlerende bevoegdheid van het parlement?
A.
Recht van interpellatie
B.
Vragenrecht
C.
Motierecht
D.
A, B en C zijn juist
45. 
Wat betekent recht van initiatief?
A.
Alleen Tweede Kamerleden mogen wetsvoorstellen indienen
B.
Alleen ministers mogen wetsvoorstellen indienen
C.
Tweede Kamerleden en ministers mogen wetsvoorstellen indienen
D.
Alleen het kabinet mag wetsvoorstellen indienen
46. 
Welke staatsvorm heeft Nederland?
A.
Constitutionele monarchie
B.
Democratie
C.
Republiek
D.
Monarchie
47. 
Welk land is een dictatuur?
A.
China
B.
Marokko
C.
Duitsland
D.
Noord-Korea
48. 
Wat staat er in artikel 1 van de Grondwet?
A.
Persvrijheid
B.
Vrijheid van meningsuiting
C.
Discriminatieverbod
D.
Recht op onderwijs
49. 
Wanneer mag je stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen?
A.
Als je ouder dan 18 bent
B.
Als je ouder dan 18 bent en Nederlandse id hebt
C.
Als je ouder dan 16 bent
D.
Als je ouders in Nederland geboren zijn
50. 
Waaruit bestaat de regering?
A.
Alle ministers
B.
Alle ministers en staatssecretarissen
C.
Alle ministers en de Koning
D.
Alle Tweede Kamerleden
51. 
Welke politieke partij is voor lage belastingen?
A.
Groen Links
B.
VVD
C.
SP
D.
Denk
52. 
Wat is de volgorde van het totstandkomen van een wet?
A.
Tweede Kamer, Eerste Kamer, ondertekening, publicatie
B.
Eerste Kamer, Tweede Kamer, ondertekening, publicatie
C.
Publicatie, Tweede Kamer, Eerste Kamer, ondertekening
D.
Eerste Kamer, Tweede Kamer, ondertekening, publicatie
53. 
Wat is een overtreding?
A.
Ernstig strafbaar feit
B.
Licht strafbaar feit
54. 
Wat is het vonnis?
A.
De straf die de verdachte krijgt
B.
De uitspraak van de rechter
C.
Taakstraf
D.
Vrijspraak
55. 
Waar ga je heen als je in hoger beroep gaat?
A.
Naar het gerechtshof
B.
Naar de rechtbank
C.
Naar de hoge Raad
D.
Naar de meervoudige kamer
56. 
Wat is een bijkomende straf?
A.
Taakstraf
B.
Sanctie
C.
Rijbewijs invorderen
D.
Sanctie en rijbewijs invorderen
57. 
Wat zijn functies van straffen in het rechtssysteem?
A.
Veiliger maken en tijdelijke oplossingen
B.
Afschrikken en resocialiseren
58. 
Waar gaat een tbs'er heen?
A.
aar de gevangenis
B.
Naar een psychiatrische inrichting
C.
Naar huis
D.
Naar het ziekenhuis
59. 
In jouw arbeidsovereenkomst staat ....
A.
Jouw functie
B.
Jouw salaris
C.
Hoeveel uur je werkt
D.
A, B en C zijn juist
60. 
In de CAO staan ......
A.
Afspraken over arbeidsvoorwaarden die alleen voor jou gelden
B.
Afspraken over arbeidsvoorwaarden die voor iedereen gelden in dezelfde bedrijfstak
61. 
Een bedrijf met 50 mensen in dienst moet een OR hebben waar je recht hebt op inspraak in de vorm van de OR
A.
Dit klopt
B.
Nee, alleen als er meer dan 50 mensen in dienst zijn.
62. 
Wat is het verschil tussen een PVT (Personeelsvertegenwoordiging) en een OR (Ondernemingsraad)?
A.
De PVT kan zelf met een voorstel komen
B.
De OR kan zelf met een voorstel komen
63. 
Wat zijn werkgeverslasten?
A.
De premies die een werkgever van jouw salaris aftrekt
B.
De premies voor werknemersverzekeringen die voor rekening van de werkgever komen
64. 
De beroepsbevolking bestaat uit ....
A.
Iedereen die werkt
B.
Iedereen tussen 15 en 67 jaar die kan, mag en wil werken
65. 
Als je ziek wordt dan wordt je .......... van je ziekte doorbetaald
A.
het eerste jaar
B.
de eerste 2 jaar
C.
3 jaar
66. 
Als je tijdelijk niet werkt vanwege zwangerschap of adoptie dan maak je gebruik van de
A.
Werkloosheidwet (WW)
B.
Ziektewet
C.
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
D.
Wet Arbeid en Zorg
67. 
Als je je baan verliest dan maak je gebruik van deze wet
A.
Werkloosheidwet (WW)
B.
Ziektewet
C.
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
D.
Wet Arbeid en Zorg
68. 
Als je in loondienst werkt en langer dan 2 jaar ziek bent en je bent voor minimaal 35% arbeidsongeschikt dan maak je gebruik van de wet ...
A.
Werkloosheidwet (WW)
B.
Ziektewet
C.
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
D.
Wet Arbeid en Zorg
69. 
Als je door ziekte niet kunt werken en je werkgever jouw loon niet hoeft door te betalen, omdat je een uitzendkracht bent of een WW-uitkering hebt dan maak je gebruik van de wet ...
A.
Werkloosheidwet (WW)
B.
Ziektewet
C.
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
D.
Wet Arbeid en Zorg
70. 
Als je in Nederland de pensioengerechtigde leeftijd bereikt dan krijg je te maken met de wet ...
A.
Algemene Ouderdomswet (AOW)
B.
Algemene Nabestaanden wet (ANW)
C.
Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
D.
Wet langdurige zorg (Wlz)