Print Quiz: BKC Les 1 ()

1.

Wat betekent 3 tot de macht 3?

A.

3 + 3

B.

3 x 3

C.

3 + 3 + 3

D.

3 x 3 x 3

2.

Hoeveel is 6 + 24 / 2 x 3

A.

5

B.

10

C.

42

D.

52

3.

Van artikel A is bekend: beginvoorraad 1.000 stuks. Inkopen 20.000 stuks. Eindvoorraad 3.000 stuks. De verkopen bedragen

A.

16.000 stuks

B.

18.000 stuks

C.

22.000 stuks

D.

24.000 stuks

4.

Gegeven USD aankoopkoers 1,2237 Verkoopkoers 1,2398. Krom koopt $ 1.000. Hoe berekent hij het bedrag in euro's dat hij moet betalen?

A.

1.000 x 1,2237

B.

1.000 x 1,2398

C.

1.000 / 1,2237

D.

1.000 / 1,2398

5.

Gegeven USD aankoopkoers 1,2237 Verkoopkoers 1,2398. Krom ontvangt $ 1.000. Hoe berekent hij het bedrag in euro's dat hij ontvangt?

A.

1.000 x 1,2237

B.

1.000 x 1,2398

C.

1.000 / 1,2237

D.

1.000 / 1,2398

6.

In een bedrijf werken 126 vrouwen. 37% van de werknemers is man. Hoeveel mannen werken er in dit bedrijf?

A.

47

B.

74

C.

200

D.

341

7.

Een gebouw is verzekerd voor € 400.000. De verzekeringspremie bedraagt 3‰ per jaar. De verzekeringskosten per jaar zijn

A.

€ 12

B.

€ 120

C.

€ 1.200

D.

€ 12.000

8.

Gegeven: verkoopprijs € 85. Brutowinst 25% van de inkoopprijs. De brutowinst bedraagt

A.

€ 17

B.

€ 21,25

C.

€ 63,75

D.

€ 68

9.

Gegeven: Inkoopprijs € 81,60. Brutowinst 32% van de verkoopprijs. De brutowinst bedraagt

A.

€ 26,11

B.

€ 38,40

C.

€ 43,20

D.

€ 55,49

10.

Gegeven: Inkoopprijs € 300 Verkoopprijs € 400. De brutowinst in procenten van de inkoopprijs bedraagt

A.

25%

B.

33,33%

C.

66,67%

D.

75%