Froggy Jumps Frogrun: ZinsontledingOnline version Test je kennis over taalkundig ontleden met deze quiz! by Meester Danny 1 "De zon schijnt fel op de blauwe lucht." - Wat is de persoonsvorm? a De zon b fel c schijnt 2 "Lisa geeft haar vriendin een prachtig cadeau." - Wat is het meewerkend voorwerp? a Lisa b haar vriendin c een prachtig cadeau 3 "De hond rent vrolijk door het park." - Wat is het onderwerp? a De hond b rent c door het park 4 "De leraar legt de les rustig uit aan de klas." - Wat is het lijdend voorwerp? a De leraar b de les c aan de klas 5 "Mijn broertje leest een spannend boek in zijn kamer." - Wat is het gezegde? a leest b leest in zijn kamer c leest een spannend boek 6 "De vogels fluiten vrolijk in de boom." - Wat is het onderwerp? a de boom b fluiten c De vogels 7 "Wij spelen vaak voetbal op het grasveldje." - Wat is de persoonsvorm? a Wij b spelen c op het grasveldje 8 "De postbode bezorgt de brieven elke ochtend." - Wat is het lijdend voorwerp? a De postbode b bezorgt c de brieven 9 "Tim heeft gisteren een mooie tekening gemaakt." - Wat is het gezegde? a heeft b heeft gemaakt c heeft een mooie tekening gemaakt 10 "Het glas water staat op de tafel naast de boeken." - Wat is het onderwerp? a de tafel b de boeken c Het glas 11 "De agent gaf de man een flinke boete." - Wat is het meewerkend voorwerp? a De agent b een flinke boete c de man 12 "De agent gaf de man een flinke boete." - Wat is het onderwerp? a De agent b de man c een flinke boete 13 "De agent gaf de man een flinke boete." - Wat is het lijdend voorwerp? a De agent b de man c een flinke boete 14 "Mijn moeder heeft een heerlijke taart gebakken voor mijn verjaardag." - Wat is het gezegde? a heeft b heeft gebakken c heeft een heerlijke taart gebakken 15 "Het liedje klinkt zacht uit de luidsprekers." - Wat is de persoonsvorm? a Het liedje b klinkt c de luidsprekers 16 "Mijn vader helpt mijn zusje met haar huiswerk." - Wat is het onderwerp? a Mijn vader b mijn zusje c haar huiswerk 17 "De zangeres zingt het liedje met passie op het podium." - Wat is het lijdend voorwerp? a De zangeres b het liedje c het podium 18 "De zangeres zingt het liedje voor het publiek." - Wat is het meewerkend voorwerp? a het publiek b voor het publiek c het liedje 19 "Helaas kon het kunstwerk niet blijven hangen." - Wat is het gezegde? a kon b kon blijven c kon blijven hangen 20 "Helaas kon het kunstwerk niet blijven hangen." - Wat is het onderwerp? a kon b Helaas c het kunstwerk