1
een kamlijn die de grens vormt tussen twee hellingsvlakken van een verschillend stroomgebied
2
het verschil in hoogte tussen twee plaatsen in het landschap
3
mate waarin het hellingsvlak schuin gelegen is. Hoe hoger de hellingsgraad, hoe steiler de helling.
4
het geheel van hellingsvlakken die samen dezelfde waterloop van water voorzien
5
een deel van het landschap dat ongeveer overal even steil, matig of zachthellend is
6
de lijn in de verte waar lucht en aarde elkaar schijnbaar raken
7
stromend water zoals een beek of rivier
8
de snijlijn waar twee hellingsvlakken elkaar raken
9
de overgang tussen hogere en lagere delen in het landschap
10
de kniklijn die gelegen is tussen twee stijgende hellingsvlakken
11
de kniklijn die gelegen is tussen twee dalende hellingsvlakken
12
de afwisseling van hoogten en laagten, van hellende en vlakke delen in het landschap
13
het wegspoelen (of wegwaaien) van los materiaal. Het meegenomen materiaal verdwijnt uit het landschap
14
een langwerpig gebied dat lager ligt dan de omgeving en waardoor meestal een waterloop stroomt, een dal
