New Activity
Play Quiz
1. 
Lees eerst de tekst uit de figuur. Het mitochondriale DNA codeert voor enzymen die bij de productie van ATP betrokken zijn. Wat is de naam van een enzym dat bij de oxidatieve fosforylering in mitochondriën betrokken is.
A.
ATP-synth(et)ase
B.
DNA-synth(et)ase
C.
RNA-synth(et)ase
2. 
Lees eerst de tekst in de figuur. Welke van deze processen zijn voor de vorming van DNA-polymerase-γ noodzakelijk en in welke volgorde vinden deze processen daarbij plaats?
A.
2-3-4
B.
3-2-4
C.
3-4-2
D.
1-2-3-4
E.
1-3-2-4
F.
1-3-4-2
3. 
Veronderstel dat bij een DNA-molecule 15 % van de basen uit guanine bestaat: Geef het gehalte van de andere 3 basen.
A.
cytosine 15 %, adenine 35 %, thymine 35 %
B.
cytosine 35 %, adenine 15 %, thymine 35 %
C.
cytosine 35 %, adenine 35 %, thymine 15 %
D.
Er zijn te weinig gegevens om deze gehaltes te bepalen.
4. 
In de figuur staan een aantal gegevens over een nucle˙inezuur. Welke van deze reeks gegevens komen overeen met de eigenschappen van RNA?
A.
2-3-4
B.
1-3-4
C.
2-4-5
D.
1-2-3
5. 
Bij de eiwitsynthese gebruikt een cel informatie opgeslagen in het DNA. Gebruik de tabel uit de figuur om de aminozuursamenstelling op te zoeken van een eiwit waarvan de genetische code ook in de figuur gegeven is. Je moet geen rekening houden met start- en stopcodon.
A.
Gly-Gly-Arg
B.
Gly-Pro-Ala
C.
Pro-Pro-Ala
D.
Pro-Gly-Arg
6. 
Het celorganel waar translatie gebeurt is:
A.
het glad endoplasmatisch reticulum
B.
het Golgi-apparaat
C.
het ribosoom
D.
het lysosoom
E.
de celkern
7. 
In de figuur wordt het proces van translatie weergegeven. Welke van de beweringen uit de figuur is/zijn correct?
A.
Bewering 1 is correct.
B.
Bewering 2 is correct.
C.
Bewering 3 is correct.
D.
Bewering 1 en 2 zijn correct.
E.
Bewering 2 en 3 zijn correct.
F.
Bewering 1 en 3 zijn correct.
8. 
Gegeven is een mRNA-fragment. Welke aminozuursequentie verkrijgt men door translatie? In de figuur is de RNA-code gegeven. mRNA-fragment: 5'-UUUCACAUGAAGACACAUUGACAUAAU-3'
A.
Met-Ser-Tyr-Cys-Pro
B.
Met-Lys-Thr-His
C.
Phe-His-Met-Lys- Thr-His
D.
Phe-His-Met-Lys-Thr-His-stop
9. 
Welke van de volgende sequenties geeft correct de stappen tot de aanmaak van een prote˙ine weer?
A.
DNA -> mRNA -> translatie -> transcriptie-> prote˙ine
B.
DNA -> mRNA -> transcriptie-> translatie-> prote˙ine
C.
transcriptie-> DNA -> translatie -> mRNA-> prote˙ine
D.
DNA -> transcriptie-> mRNA-> translatie-> prote˙ine
10. 
Een student doet onderzoek naar de nucleotidensamenstelling van een bepaald stuk dubbelstrengs DNA. Hij gebruikt hiervoor het mRNA dat gevormd is door transcriptie van dit bepaald stuk DNA. Dit mRNA bestaat voor 45 % uit adenine, voor 15 % uit cytosine, voor 25 % uit guanine en voor 15 % uit uracil. Op grond van deze gegevens kan de nucleotidesamenstelling van het corresponderende DNA worden afgeleid. Wat is de procentuele verdeling van de verschillende nucleotiden in dit stuk DNA?
A.
20 % adenine, 30 % cytosine, 30 % guanine, 20 % thymine
B.
25 % adenine, 45 % cytosine, 15 % guanine, 15 % thymine
C.
30 % adenine, 20 % cytosine, 20 % guanine, 30 % thymine
D.
45 % adenine, 15 % cytosine, 25 % guanine, 15 % thymine
11. 
Een deel van een bepaalde genetische code is: AUGGCUAAUUGUGAAUAA. Op basis van deze nucleotidenvolgorde wordt een polypeptide gevormd. Over deze code en de wijze waarop het ploypeptide wordt gevormd, worden de uitspraken uit de figuur gedaan. Geef het juiste begrip/getal dat hoort bij de uitspraak. De mRNA code staat ook inde figuur.
A.
1. mRNA; 2. vijf; 3. TAC; 4. vier
B.
1. tRNA; 2. zes; 4. UAC; 4. vijf
C.
1. DNA; 2. vijf; 3. ATG; 4. vier
D.
1. mRNA; 2. vijf; 3. TAC; 4. vier
E.
1. tRNA; 2. zes; 4. UAC; 4. vijf
F.
1. DNA; 2. vijf; 3. ATG; 4. vier
12. 
In de figuur wordt de transcriptie weergegeven. Het middenstuk van de spiraal wordt een 'RNA-DNA hybride helix' genoemd, omdat de spiraal uit 1 streng RNA en 1 streng DNA bestaat. RNA-polymeraseis het enzym met behulp waarvan RNA wordt gesynthetiseerd langs een DNA-matrijs. Welk verschil bestaat er tussen de basen van de DNA-streng en de RNA-streng in de RNA-DNA hybride helix?
A.
DNA heeft thymine en RNA heeft uracil.
B.
DNA heeft uracil en RNA heeft thymine.
C.
DNA heeft vier basen en RNA maar drie.
13. 
De figuur geeft een tRNA-molecuul en een deel van een mRNA-molecuul weer. Aan ieder type tRNA wordt een specifiek aminozuur gebonden. Welk aminozuur is gebonden aan het tRNA deze figuur?
A.
fenylalanine (Phe)
B.
glutaminezuur (Glu)
C.
leucine (Leu)
D.
lysine (Lys)
14. 
Gegeven een plantencel in de figuur. De celwand bestaat uit cellulose dat opgebouwd wordt uit glucosemoleculen met behulp van het enzym cellulosesynthase. Dit enzym wordt in de cel gevormd en naar het plasmamembraan getransporteerd. Voor de opbouw van de primaire structuur van cellulosesynthase en voor de bewerking tot actief enzym, zijn achtereenvolgens twee organellen verantwoordelijk. Welke zijn deze twee in de figuur zichtbare organellen?
A.
ribosoom en Golgi-apparaat
B.
celkern en ER
C.
centrale vacuole en cytoplasma
D.
chloroplast en mitochondrion
15. 
In een experiment werd kunstmatig mRNA, samengesteld uit afwisselend de basen adenine (A) en uracil (U), in een celextract gebracht. Op basis van dit (poly [AU]) mRNA werden polypeptiden gevormd. Wat is de primaire molecuulstructuur van de gevormde polypeptiden?
A.
isoleucine (Ile) en tyrosine (Tyr)
B.
lysine (Lys) en fenylalanine (Phe)
C.
metionine (Met)
16. 
In een experiment werd een kunstmatig mRNA gebruikt, met repeterend adenine, uracil, adenine, guanine (poly [AUAG]). Er worden weer peptiden gevormd. Uit hoeveel aminozuren bestaan deze peptiden maximaal? Wat is de juiste verklaring hiervoor?
A.
3 aminozuren; na maximaal 3 tripletten wordt het stopcodon UAG afgelezen.
B.
geen aminozuren; er is geen startcodon aanwezig.
C.
een onbeperkt aantal aminozuren; de reactie blijft doorgaan totdat ze kunstmatig gestopt wordt.
17. 
Lees eerst de tekst in de figuur. Geef de vaktermen voor de processen die in afbeelding 9 met X (aanmaak RNA) en Y (eiwitsynthese) worden aangeduid.
A.
transcriptie en translatie
B.
replicatie en eiwitsynthese
C.
transcriptie en replicatie
D.
translatie en eiwitsynthese