5.
Tom rijdt met de fiets naar school met een constante snelheid van 5,0 m/s. Zijn vriend Niels wacht hem op 100 m van de schoolpoort op. Als Tom ter hoogte van Niels is, stapt Niels op zijn brommer. Welke constante versnelling moet Niels hebben, opdat ze beiden op hetzelfde moment aan de schoolpoort aan zouden komen?