New Activity
Play Quiz
1. 
Het op de heupen hebben
A.
Slecht gehumeurd zijn
B.
Pijn aan de heupen hebben
2. 
Zij is in de zevende hemel.
A.
Ze voelt zich niet zo goed.
B.
Ze is zenuwachtig.
C.
Ze is volkomen gelukkig.
3. 
Van de hak op de tak springen.
A.
Goed kunnen springen
B.
tijdens je verhaal steeds van onderwerp verwisselen
C.
Graag buitenspelen in de tuin
4. 
Door de mand vallen.
A.
Pijn hebben
B.
Hij heeft alles kapot gemaakt
C.
Ontmaskerd worden als een leugenaar
5. 
Op zwart zaad zitten.
A.
Ruzie hebben
B.
Nieuwe spullen kopen
C.
geen geld meer hebben