GesteentecyclusOnline version Dit is een quiz over de gesteentecyclus by Jeroen Stiers 1 Welke van onderstaande gesteenten zijn voorbeelden van uitvloeiingsgesteenten? Kies één of meerdere antwoorden a Basalt b Porfier c Puimsteen d Graniet 2 Welke hoort niet in het rijtje thuis? a Uitvloeiingsgesteente b Dieptegesteente c Gruisgesteente d Ganggesteente 3 Hoe ontstaan sedimentgesteenten of afzettingsgesteenten? Kies één of meerdere antwoorden a Door afbraak van andere gesteenten b Door afkoeling aan het aardoppervlak c Door stolling op grote diepte d Uit overblijfselen van afgestorven planten en dieren 4 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van sedimentgesteenten? Kies één of meerdere antwoorden a Grote kristallen b Kleine korrelgrootte c Aanwezigheid van fossielen d Gelaagdheid 5 Herkristallisatie is een belangrijk kenmerk van a Metamorfe gesteenten b Ganggesteenten c Magmatische gesteenten d Klastische gesteenten 6 Welke van onderstaande beweringen is juist Kies één of meerdere antwoorden a Wanneer een gesteente erodeert dan zal het altijd naar de oceaan vervoerd worden. b Metamorfisme vindt enkel op grote diepten plaats. c In een uitvloeiingsgesteente is er geen gelaagdheid terug te vinden. d Fossielen vinden we voornamelijk terug in een afzettingsgesteente. 7 In welk gesteente zijn de grootste kristallen terug te vinden? Kies één of meerdere antwoorden a Ganggesteente b Dieptegesteente c Gruisgesteente d Chemisch gesteente 8 Welk soort gesteente is dit? a Stollingsgesteente b Sedimentair gesteente c Metamorf gesteente d Uitvloeiingsgesteente 9 Welk soort gesteente is dit? a Stollingsgesteente b Sedimentair gesteente c Metamorf gesteente d Uitvloeiingsgesteente 10 Wat is het verschil tussen een ganggesteente en een uitvloeiingsgesteente? a De grootte van de mineralen b De snelheid van stollen c De plaats van stollen d Alle bovenstaande 11 Hoe noemen we het proces dat hier beschreven wordt? 'Het onder invloed van druk en temperatuur herschikken en herkristalliseren van mineralen'? a Diagenese b Metamorfose c Herkristallisatie d Gesteentevorming 12 In welke situatie kan er geen metamorfose plaatsvinden? a Gebergtevorming b Subductie c Nabijheid van magma d Aan het oppervlak komen 13 Wat hoort er op de plaats van de A te staan? a Herkristallisatie b Losse Sedimenten c Metamorfe gesteenten d Magma 14 Wat hoort er op de plaats van de B te staan? a Herkristallisatie b Losse Sedimenten c Metamorfe gesteenten d Magma 15 Wat hoort er op de plaats van de C te staan? a Herkristallisatie b Losse Sedimenten c Metamorfe gesteenten d Magma