de toestanden van de stofOnline version Een quiz met vragen over de toestanden en faseovergangen van de stof by Dupont Glenn 1 Water in een soepbord verdampt sneller dan water in een glas omdat ... a het water in een soepbord een grotere oppervlakte heeft. b het water in een soepbord minder diep is. c het steen van het soepbord warmer aanvoelt dan het glas. d het glas zorgt voor minder verdamping. 2 Wat is waar? Kies één of meerdere antwoorden a Water moet 100 graden hebben, voor het verdampt. b Als je 100 cl water laat STOLLEN, neemt dit meer plaats in beslag dan het water. c Waterdamp wordt terug vloeibaar als je het warm maakt. d Als je 100 cl water laat stollen en dan weer laat smelten, heb je minder dan 100 cl water over. 3 de overgang van een gasvormige stof naar een vloeibare stof noemt men : a stollen b smelten c verdampen d condenseren 4 Wat komt niet voor in de waterkringloop a regen b verdampen van zeewater c De zee maakt hoge golven d rivier mondt uit in de zee 5 Wat is niet waar? a Ijs smelt sneller als je er zout op doet. b Als je op een steen duwt, verandert deze niet van vorm, doordat dit een vaste stof is en de kleine stofdeeltjes in de steen ver van elkaar zitten. c Als warme waterdamp tegen een spiegel komt, wordt het terug vloeibaar. d Brood bestaat voor een groot deel uit water. Uitleg 1 goed gedaan!