EIN-groep - alle naamvallenOnline version Woorden van de EIN-groep in alle naamvallen by www.duits.de/ vaklokaal 1 Wie heißt [jouw broer]? Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a dein Bruder b deines Bruders c deinem Bruder d deinen Bruder 2 Ich habe den Schlüssel [van onze woning] bekommen. Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a unsere Wohnung b unserer Wohnung c unserem Wohnung d unseres Wohnung 3 Das ist das Haus [van mijn tante] Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a meiner Tante b meiner Tantes c meines Tantes d meinen Tante 4 Habt ihr [jullie rugzakken] dabei? Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a euer Rucksäcke b euerer Rucksäcke c eueren Rucksäcke d euere Rucksäcke 5 Hast du das schon [jouw vader] gezeigt? (gezeigt = laten zien) Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a deines Vaters b dein Vater c deinem Vater d deinen Vater 6 Ich möchte dieses Buch [mijn oom] zum Geburtstag schenken. Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a mein Onkel b meinem Onkel c meines Onkels d meinen Onkel 7 Das ist der Spielcomputer [van mijn broer] Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a meinem Bruder b meinen Bruders c meines Bruders d mein Bruder 8 Kommt [zijn zus] morgen auch? Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a seine Schwester b seiner Schwester c sein Schwester 9 Sie haben [uw koffer] (m) vergessen! Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a ihren Koffer b Ihrem Koffer c Ihren Koffer d Ihr Koffer 10 Wie alt is [haar hond] (m) eigentlich? Wählen Sie eine oder mehrere Antworten a ihren Hund b ihre Hund c ihres Hundes d ihr Hund Erläuterung 1 jouw broer = onderwerp => 1e naamval. Dan komt er niets achter ein, dus dein blijft dan ook dein. 2 'van ons huis' staat in de 2e naamval, want de sleutel is een deel hiervan. Het is vrouwelijk, want Wohnung eindigt op -ung. Dan komt er -er achter unser. 3 Het huis hoort bij (is van) mijn tante => dus 2e naamval. Tante is vrouwelijk, en dan komt er -er achter mein- => meiner 4 jullie rugzakken = lijdend voorwerp => 4e naamval. Het is meervoud, dan komt er een -e achter euer. 5 voor het zinsdeel 'jouw vader' kun je 'aan' zetten => meewerkend voorwerp => 3e naamval. Bij mannelijk (Vater) komt er dan -em achter: deinem 6 voor het zinsdeel 'mijn oom' kun je 'aan' zetten => meewerkend voorwerp => 3e naamval. Dan komt er -em achter bij mannelijk (Onkel) => meinem 7 die computer is van je broer => bezit => 2e naamval. Bruder is mannelijk, dan komt er -es achter mein. Ook achter broer moet iets, in dit geval alleen een -s omdat Bruder uit meer dan één lettergreep bestaat. 8 zijn zus = onderwerp en vrouwelijk, dan komt er een -e achter sein: seine 9 uw koffer = lijdend voorwerp => 4e naamval. Dan komt er achter Ihr nog -en bij mannelijk: Ihren 10 haar hond is onderwerp => 1e naamval. Dan komt er bij mannelijk niets achter, het blijft dus ihr