Het oogOnline version Geef het juiste woord voor de beschrijving. by Hanne Van Tichelt A B C D E F G H I K L M N O P R S T U V W X Y Z Begint met A deze diersoort heeft een derde ooglid en ver uitpuilende ogen, die intrekbaar zijn in de oogkas Begint met B gevolg van oogaandoeningen zoals cataract of glaucoom, waarbij je niet meer kan zien Begint met C spanning op de ogen, veroorzaakt door langdurig gebruik van de computer Begint met D vorm van kleurenblindheid Begint met E geleidelijke omvorming van een eenvoudige pigment vlek tot een complex camera obscura oog Begint met F Hoe staan bij predatoren de ogen meestal gericht? Begint met G stadium in de ontwikkeling van het oog, waarbij opvangen van het licht mogelijk is door fotoreceptoren, in een ruimte gevuld met water Begint met H deel van de oogrok dat harder gekromd en doorzichtig is Begint met I deze straling kan worden waargenomen met het pineaal oog Begint met K derde ooglid, ter extra bescherming, dat bij sommige dieren voorkomt Begint met L dit belangrijk onderdeel van het oog werd pas later in de ontwikkeling, bij het catadioptrisch oog, ontwikkeld Begint met M zicht, wanneer er maar met één oog wordt waargenomen Begint met N bevat zintuigcellen die het licht opvangen, dat het oog binnenkomt Begint met O laagje pigmentcellen dat lichtsterkte kan waarnemen Begint met P "derde oog" bij reptielen, gevoelig aan infraroodstralen Bevat R spier die de lens naar achter trekt, waardoor beelden vanop afstand scherper worden Begint met S ander woord voor scheelzien Begint met T lichtreflecterende laag, onder andere terug te vinden bij katten Begint met U ander woord voor ontsteking aan de binnenzijde van het oog Begint met V diersoort waarbij het oog bekervormig is en er een benige ring aanwezig is in de overgang van hard oogvlies naar hoornvlies Begint met W ander woord voor cuticula Begint met X Hier bevindt zich een gen dat kleurenblindheid kan veroorzaken Bevat Y oogafwijking waardoor men vanop een verre afstand wazig ziet Begint met Z meest voorkomende oogstand bij prooidieren