Opdracht 4 - meervoudOnline version Vul deze tekst over het bos aan. Zet de woorden tussen haakjes in het meervoud. by Dario Van Hamme 1 Zet in de volgende zin het woord tussen haakjes in het meervoud. 1. Mijn (zus) gaan vaak naar het bos. Geschreven antwoord 2 Zet in de volgende zin het woord tussen haakjes in het meervoud. 2. Mijn broer heeft al veel (bal) verloren in het bos. Geschreven antwoord 3 Zet in de volgende zin het woord tussen haakjes in het meervoud. 3. Ik heb (uur) gewandeld vandaag. Geschreven antwoord 4 Zet in de volgende zin het woord tussen haakjes in het meervoud. 4. In de vijver zwemmen veel (vis). Geschreven antwoord 5 Zet in de volgende zin het woord tussen haakjes in het meervoud. 5. (beer) houden van vis. Geschreven antwoord 6 Zet in de volgende zin het woord tussen haakjes in het meervoud. 6. (mol) zijn blind. Geschreven antwoord 7 Zet in de volgende zin het woord tussen haakjes in het meervoud. 7. (boom) hebben veel (tak). a Bomen takken b Bommen taken 8 Zet in de volgende zin het woord tussen haakjes in het meervoud. 8. Mijn (kat) gaan nooit mee wandelen in het bos. Geschreven antwoord Uitleg 1 De eindmedeklinker verdubbelt in het meervoud na een korte klinker 2 De eindmedeklinker verdubbelt in het meervoud na een korte klinker 3 Een lange klinker die dubbel geschreven wordt in het enkelvoud, schrijf je in het meervoud enkel. 4 De eindmedeklinker verdubbelt in het meervoud na een korte klinker 5 Een lange klinker die dubbel geschreven wordt in het enkelvoud, schrijf je in het meervoud enkel. 6 De eindmedeklinker verdubbelt in het meervoud na een korte klinker 7 Een lange klinker die dubbel geschreven wordt in het enkelvoud, schrijf je in het meervoud enkel. 8 De eindmedeklinker verdubbelt in het meervoud na een korte klinker