WerkwoordenOnline version selecteer de juiste vervoeging. Let op de gevraagde tijd! T.T , V.T of V.D by Matthias Verstraeten 1 Hij ........(t.t) altijd boos als er geen jonagold meer is. a word b wordt c werd 2 Hij had zo zijn best gedaan, maar toch had hij .................(v.d) a gefaalt b gefaald 3 ............(t.t.) je nu niet dat je overdrijft? a Vind b Vindt c Vond 4 Toen hij voor de rechter .......................(v.t.), kromp hij ineen van schaamte. a verschijnde b verscheen c verschijnt 5 Tot laat in de nacht ..............(v.t.) hij een stomme quiz voor. a bereidde b bereide c bereed d bereidt 6 Toen hij dit vertelde, .......... (v.t.) al zijn vrienden hem uit. a lachten b lachtten c lachte d lachtte 7 Er wordt ................(v.d.) dat zij een paar vijzen los heeft. a verteld b vertelt 8 Als hij zou kunnen, .............(v.t.) hij de hele dag door. a slaapte b sliep 9 Deze app is ........................(v.d.) voor mensen met een visuele beperking. a ontwikkelt b ontwikkeld