New Activity
Play Quiz
1. 
Een auto start vanuit rust en versnelt met een constante versnelling van 2 m/s². Wat is zijn snelheid na een periode van 7 seconden?
A.
21 m/s
B.
7 m/s
C.
14 m/s
D.
49 m/s
2. 
Een auto versnelt in 8 seconden van 14 m/s tot 20 m/s. Wat is zijn versnelling, aangenomen dat deze constant is? Welke afstand heeft hij gedurende deze 8 seconden afgelegd?
A.
0.75 m/s² en 136 m
B.
4 m/s² en 248 m
C.
0.75 m/s² en 115 m
D.
0.75 m/s² en 184 m
3. 
Een sportwagen start vanuit rust en versnelt met een constante versnelling van 8 m/s² gedurende een race van 500 m. Hoe snel komt de sportwagen over de finish?
A.
89 km/h
B.
63 m/s
C.
89 m/s
D.
63 km/u
4. 
Een auto vertraagt van 50 km/u tot rust over een afstand van 45 m. Wat is zijn versnelling? Neem aan dat de versnelling constant is.
A.
- 28 m/s²
B.
- 2 m/s²
C.
- 0.15 m/s²
D.
8 m/s²
5. 
Een licht vliegtuig moet om te kunnen opstijgen een snelheid van 30 m/s bereiken. Hoelang moet de startbaan zijn? Veronderstel een constante versnelling van 3 m/s².
A.
50 m
B.
150 m
C.
300 m
D.
450 m